Toch is er meer aan de hand. De al dan niet terechte 'hype'
rondom de digitale snelweg maakt dit duidelijk. Niet voor
niets komen Van Kooten en De Bie niet meer hun bed uit, omdat
via hun 'digimat' de wereld aan hun voeten ligt. Was in het
begin van de jaren '80 de computer het synoniem voor het
sneller en intelligenter verwerken van veelal rekenkundige
gegevens, in de jaren '90 verwijst de computer als het symbool
van de informatiemaatschappij vooral naar de communicatie-
revolutie die zich in een steeds sneller tempo voltrekt. De
mogelijkheden voor communicatie die vooral door
netwerktechnologie worden geschapen, doen ons beseffen dat
twee vooronderstellingen waarop ons dagelijkse denken en
handelen sedert eeuwen is gebaseerd aan erosie onderhevig
zijn. Tijd en ruimte beginnen namelijk steeds betrekkelijker
te worden. Netwerktechnologie biedt ons de mogelijkheid
tijdloos door de ruimte te reizen. De wereld die Jules Vernes
in zijn avonturenboeken heeft beschreven, wordt steeds meer
werkelijkheid.
Maar dit is nog niet alles. De wereld van de computer
wordt gekoppeld aan andere audiovisuele media zoals video,
telefoon, fax, cd, televisie, statelliet enz. Zo ontstaat een
heel netwerk van mediatoepassingen waarvan mensen al naar
gelang hun individuele wensen en voorkeuren gebruik kunnen
maken.
De euforie en de scepsis over de digitale snelweg die
afwisselend de opiniepagina's van de kranten kleuren, gaan
veelal over de mogelijkheden en beperkingen van onze huidige
infrastructuur en ons systeem van wet- en regelgeving. De
discussie richt zich op de rol van de PTT, de
concurrentievoorsprong van de kabelmaatschappijen en het
dinosaurus-karakter van ons huidige mediabestel.
Ons inziens is de kracht van de discussie over de
digitale snelweg dat zij verwijst naar een communicatie-
revolutie die zich nu reeds aftekent in allerlei
maatschappelijke geledingen. De vraag is alleen of men zich in
Nederland hiervan bewust is. Welke kansen en bedreigingen zijn
verbonden met de informatie-maatschappij? Voeren wij een
publiek en politiek debat over de betekenis van
informatisering voor de inrichting en het functioneren van
onze samenleving? Het antwoord is nee. Informatisering en
computers wordt gezien als een zaak van techneuten, van
ingenieurs en enkele wereldvreemde 'cyberpunks' en 'whizzkids'
die hun eigen virtuele werkelijkheid hebben geschapen. Toch
kunnen we onze ogen niet langer meer sluiten voor datgene wat
zich momenteel in de wereld van de informatie- en
communicatietechnologie voltrekt. Helaas, velen halen hun
schouders op en gaan verder met hun dagelijkse beslommeringen.
Politici hebben weinig aandacht voor de betekenis van
informatie- en communicatietechnologie voor het functioneren
van het publieke domein. Onder publiek domein verstaan we niet
alleen de sfeer van overheid en politiek. Het omvat nog veel
meer aangelegenheden. Zaken die het individuele belang en het
engere groepsbelang overstijgen en die van betekenis zijn voor
het functioneren van de samenleving als geheel. De behartiging
van deze publieke aangelegenheden zoals de inrichting van ons
onderwijs en onze volksgezondheid is niet alleen een taak van
de overheid. Vaak worden deze taken ook door of in
samenwerking met en het maatschappelijk middenveld ter hand
genomen.
Een fundamenteel debat over de betekenis van
informatisering voor het publieke domein wordt liever
vermeden; men ziet er veelal de noodzaak niet van in. Wanneer
we kijken naar de recente verkiezingsprogramma's van de grote
politieke partijen, dan wordt informatisering veelal
stiefmoederlijk bejegend. De inzet van informatietechnologie
wordt gezien als een middel om fraude en oneigenlijk gebruik
van overheidsgelden op te sporen. Meer bestanden dienen aan
elkaar te worden gekoppeld. Of, de gedachte van 'rekening
rijden' wordt geopperd; een doel dat door
informatietechnologie zou kunnen worden bereikt.
Een inspirerende beschouwing over de kansen en
bedreigingen van de informatiemaatschappij ontbreekt echter.
Dit zien we ook terug in het 'paarse' regeerakkoord. Om toch
te laten zien dat paars niet achter de feiten aanloopt, wordt
een nationaal actieplan op het terrein van de zogenaamde
electronische snelwegen aangekondigd. Voordat we echter
overgaan tot het centraal opstellen van plannen en het
schrijven van nota's, lijkt het ons zinvoller een
maatschappelijk debat te organiseren en stimuleren over de
betekenis van informatie- en communicatietechnologie voor het
functioneren en de inrichting van het publieke domein; een
dialoog van 'onderop' tussen de meest betrokkenen - zowel
aanbieders als gebruikers van de producten van de digitale
snelweg.
Waarom is het noodzakelijk een dergelijk debat te voeren? Laten we aan de hand van een aantal concrete vraagstukken de noodzaak hiervan verduidelijken.
De laatste vier jaren wordt gesproken van een toenemende afstand tussen burger en bestuur. Sommigen spreken zelfs van een legitimiteitscrisis van de politiek. Informatietechnologie zou kansen kunnen bieden om deze afstand te overbruggen; bijvoorbeeld door periodieke opiniepeilingen, waarin burgers via de computer of straks via een op de tv aangesloten modem hun opinie kunnen laten horen. Zo worden vormen van directe democratie in ons politieke stelsel geintroduceerd. Informatie- en communicatietechnologie vergemakkelijken het houden van raadgevende referenda, het houden van stadsmarktonderzoeken enz. De vraag is echter of deze door moderne technologie mogelijk gemaakte vormen van directe democratie niet op gespannen voet staan met de aard van onze representatieve democratie. Bestaat er niet een gevaar dat de burgers in hun oordeel zich eerder laten leiden door de waan van de dag?
Rondom het Amsterdamse experiment 'digitale stad' en op het INTERNET is reeds een discussie ontstaan over digitale burgerrechten van de NET-gebruikers. Dit heeft zelfs geleid tot een heuse Digitale Burgerbeweging Nederland. De informatie-maatschappij kent digitale burgers die aanspraak maken op bepaalde rechten om vrij te kunnen bewegen binnen een netwerk van computers en andere media, tenminste zo wordt verondersteld. Bestaan digitale burgers echt of is dit een fictie? En zo ja, kunnen deze burgers dan aanspraak maken op bepaalde rechten die door de opkomst van de informatiemaatschappij niet meer voldoende gedekt worden door onze wettelijke grondrechten? Hoe staat het met aspecten van beveiliging en privacy? Maar ook, hoe staat het dan met de plichten van diezelfde burgers?
Informatisering leidt ertoe dat burgers en organisaties in toenemende mate transparanter worden. Er wordt wel gesproken over 'Glaeserne Buerger'; burgers die door het koppelen van databestanden steeds beter kunnen worden gevolgd. Zij laten immers overal 'digitale voetstappen' achter. Bovendien kunnen op basis van deze informatie steeds meer profielen van burgers worden gemaakt, die bepaalde eigenschappen meer of minder benadrukken. Burgers worden in toenemende mate geconstrueerd. Maar hoe staat het met de transparantie van de overheid? Is de keerzijde van een transparante burger niet een transparante staat en welke vorm neemt deze aan? Welke betekenis heeft informatisering voor de openbaarheid van bestuur?
Informatietechnologie maakt het mogelijk om met een druk op de knop allerlei cijfers en getallen uit een hoed te toveren. Het doorrekenen van allerlei programma's is een steeds terugkerend ritueel in de politiek. Het was dan ook niet zo verwonderlijk dat het Centraal Planbureau naast Kok de tweede formateur van het paarse kabinet was. Geeft deze brij van cijfers wel een betrouwbaar beeld van de werkelijkheid? Kan de werkelijkheid wel gevangen worden in een cijfer? Zit zij daarvoor niet te complex in elkaar? Genereren dergelijke computermodellen, voorspellingen en simulaties niet een schijnwerkelijkheid en schijnbetrouwbaarheid?
Vooral de ontwikkeling van netwerktechnologie benadrukt de betekenis van een goede infrastructuur. In de plannen van de Clinton-regering en van de Europese Commissie wordt de aanleg hiervan gezien als een gezamenlijke taak van overheid en bedrijfsleven. Er wordt gesproken van partnerships en strategische allianties. Wie beheert een dergelijk netwerk, wie heeft er toegang toe en welke producten worden op de digitale snelweg aangeboden? De vraag rijst of een dergelijke infrastructuur alleen maar de commercie mag dienen, zoals digitaal winkelen of het oproepen van video's en computerspelletjes? Moet er ook geen ruimte worden geboden die zowel door de overheid als door het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties wordt gebruikt ten nutte van het gehele publieke domein?
Een oprukkende informatie-maatschappij die doorkruist wordt door een stelsel van digitale snelwegen stelt ook bijzondere eisen aan onze wetten en regels op het terrein van media, televisie en telecommunicatie. De geschiedenis van het omroepbestel en de mediawet laat zien dat het hier om heilige huisjes gaat. Huisjes die in toenemende mate door technologische ontwikkelingen op hun fundamenten wankelen. In hoeverre is onze regelgeving nog wel geschikt voor de uitdagingen van de informatie-maatschappij? In welke mate beschermt deze regelgeving bepaalde belangen en worden andere belangen weggedrukt?
De gedachte dat de Nederlandse samenleving beheersbaar is vanuit de departementale burelen in Den Haag, Zoetermeer en Rijswijk is een illusie. Steeds meer taken worden overgedragen aan gemeenten, provincies en andere bestuurlijke regio's. Regionalisering en decentralisatie zijn de sleutelwoorden. Informatie- en netwerktechnologie maken het mogelijk om meer verantwoordelijkheden over te dragen zonder echter volledig grip te verliezen. Gelijktijdig relativeert deze technologie het belang van territoriale bestuursvormen. In de praktijk zien we steeds meer functionele bestuurs- en samenwerkingsvormen ontstaan die door informatietechnologie worden gefaciliteerd. Deze letten niet op een bepaalde geografische schaal en ontstaan rondom bepaalde beleidsterreinen. Het probleem is echter dat ons politiek stelsel ingesteld is op territoriale democratische representatie en verantwoording, hetgeen haaks staat op een toenemende functionalisering en horizontalisering van het maatschappelijke en politieke leven. Hoe staat het met het primaat van de politiek en daarbij passende informatierelaties?
De verdere digitalisering van de samenleving zou volgens sommigen leiden tot het ontstaan van een nieuwe tweedeling in de samenleving; Marx in een nieuw jasje: informatie-rijken en de informatie-armen. De tweedeling loopt dan langs de lijn van het vermogen en de kennis om met informatie- en communicatietechnologie om te gaan. Is dit werkelijk zo, of ontstaat er een heel bont palet van technologiegebruikers die al naar gelang hun behoeften meer of minder gebruik maken van de hen aangereikte mogelijkheden? En is dit betreurenswaardig?
Een antwoord op de zojuist gestelde vragen hebben we niet. Die
pretentie willen we ook niet hebben. Belangrijker is dat deze
vragen worden gesteld; dat een debat over de betekenis van
informatie- en communicatietechnologie voor de inrichting en
het functioneren van democratie, openbaar bestuur en politiek
wordt georganiseerd en gestimuleerd. Of we het initatief
daartoe in eeste instantie moeten overlaten aan de gevestigde
politieke partijen, is echter maar de vraag. Hoe vaak is een
debat niet aangekondigd, doch reikte niet verder dan de
intentie hiertoe.
De stichting CommunITe onderkent echter het belang van een
dergelijk debat en tracht in deze lacune te voorzien. De
recente euforie en scepsis over de digitale snelweg
onderstrepen de noodzaak hiervan. Dit is het moment om de
toepassing van informatie- en communicatietechnologie voor het
functioneren van politiek en openbaar bestuur hoger op de
publieke en politieke agenda te krijgen.
Het stichtingsbestuur telt de volgende leden: drs. M. Engwirda (voorzitter; lid Algemene Rekenkamer), prof. dr. P. Frissen (secretaris; hoogleraar bestuurskunde Kath. Universiteit Brabant), drs. H. Bos (penningmeester; partner Andersson- Elffers-Felix), prof. ir. P. Tas (senior-adviseur Expertise Centrum), prof. drs. B. Brussaard (hoogleraar informatiesystemen Technische Universiteit Delft), mr. M. Hillenaar (hoofd IBA van de Vereniging Nederlandse Gemeenten), dr. H. van Zon (plv. directeur-generaal Openbaar Bestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken), drs. J. van Lith de Jeude (burgemeester van Deventer) , dr. G. Zoutendijk (oud- voorzitter VVD-fractie van de Eerste Kamer), F. Kordes (oud- voorzitter Algemene Rekenkamer) en B. Smit (lid raad van bestuur Bank Nederlandse Gemeenten). Uitvoerend secretaris is dr. V. Bekkers (universitair hoofddocent bestuurskunde Katholieke Universiteit Brabant).
Door middel van een aantal activiteiten tracht CommunITe het publieke debat over de betekenis van informatie- en communicatietechnologie voor het functioneren van politiek en openbaar bestuur te stimuleren, te weten: het uitgeven van boekjes over relevante thema's, het organiseren van symposia, fora en openbare debatten, het stimuleren van de publieke discussie in allerlei media.
De eerste activiteit van de Stichting CommunITe was het uitbrengen van een boekje over de digitale snelweg, te weten: V.Bekkers (red.), Wegwijs op de digitale snelweg: enkele politiek-bestuurlijke aspecten van de informatie-maatschappij belicht. Amsterdam, 1994. Uitgever Otto Cramwinckel, Amsterdam.
Wanneer U op de hoogte wilt blijven van activiteiten van CommunITe, dan kunt U contact opnemen met Stichting CommunITe, Postbus 10.017, 5000 JA Tilburg, tel. 013-662413, fax 013- 663143, E-mail V.J.J.M.Bekkers@KUB.NL