Juridische aansprakelijkheid op het Internet

Juridische aansprakelijkheid op het Internet

Digitale Burgerbeweging Nederland

19 april 1996

Inleiding

Met de opkomst van computernetwerken zoals het Internet is de vraag wie er juridisch aansprakelijk is voor de informatie die door deze netwerken stroomt aktueel geworden. In de traditionele informatiesector zijn hier een aantal scenario's voor, zoals uitgevers die vrijwel volledig aansprakelijk zijn, PTT-Telecom die "geen boodschap aan de boodschap" heeft, en drukkers die in principe niet aansprakelijk zijn, zolang ze op verzoek van Justitie bereid zijn hun opdrachtgever bekend te maken. In de rest van dit document zal bekeken worden welk scenario het meest van toepassing is op de wereld van het Internet.

Internet via telefoon

Toen het Internet nog maar net toegankelijk was voor particulieren (in 1993) werkte de providers als een soort BBS. De abonnee belde in bij de provider, en kreeg een tekst-scherm van 24 bij 80 karakters.

Na verloop van tijd wilden veel abonnees ook plaatjes en geluid gebruik maken, en een gebruikersvriendelijke interface naar het Net. Om dit te bewerkstelligen is het nodig om de eigen computer deel uit te laten maken van het Internet. Hierbij komt echter een probleem om de hoek kijken: bij de traditionele manier waarop het Internet werkte, was het noodzakelijk dat de computers permanent met elkaar verbonden zijn. Dit gaat uit van het gebruik van huurlijnen, terwijl abonnees van Internet providers juist gebruik maken van een gewone telefoonlijn, die ze niet 24 uur per dag open wilden laten staan. Als er geen permanente verbinding is tussen de abonnee en de provider, wat moet er dan gebeuren met een e-mailtje dat aankomt als de computer van de abonnee niet bereikbaar is? Dit probleem werd opgelost door de provider het mailtje tijdelijk te laten opslaan en het aan de abonnee door te geven zodra deze weer bij de provider inbelt.

Een soortgelijk probleem ontstond toen het World Wide Web (WWW) populair werd. Bij WWW is het voor abonnees mogelijk om via een eigen homepage informatie beschikbaar te stellen

In dit artikel wordt bewust gesproken van beschikbaar stellen en niet van verspreiden. Het verschil is dat bij verspreiden het initiatief tot communicatie bij de zender ligt, waar dit bij beschikbaar stellen juist bij de ontvanger ligt.

Het beschikbaar stellen van homepages via de eigen PC zou tot gevolg hebben dat deze alleen maar beschikbaar zijn als de abonnee bij de provider inbelt. Dit probleem werd opgelost door de homepage bij de provider op de hard-disk te zetten. De provider biedt de abonnee dus een stukje van zijn hard-disk te huur aan, waar de abonnee de informatie op zet die hij in principe vanaf zijn eigen PC beschikbaar zou kunnen maken, maar die hij vanwege praktische en economische redenen toch bij de provider zet. De abonnee is zelf de baas over zijn stukje gehuurde disk-ruimte, de provider voert geen redactie over hetgeen de abonnee beschikbaar stelt.

Internet via tv-kabel

Een nieuwe ontwikkeling op de providersmarkt zijn kabel-tv-bedrijven, die via hun kabel-tv-infrastructuur hun klanten de mogelijkheid tot Internet-toegang willen bieden. De kabelbedrijven hebben van oudsher een andere tariefsstructuur dan de PTT; waar de PTT per tijdseenheid afrekent, mag een kabel-tv abonnee voor een vast bedrag per maand onbeperkt TV kijken. Het valt te verwachten dat kabelbedrijven deze flat-fee tariefsstructuur ook willen toepassen voor Internet-toegang. Het kabelbedrijf CAI Westland biedt momenteel al toegang tot het Internet voor het vaste bedrag van fl. 29,29 per maand (plus fl. 19,95 huur kabelmodem). Het ontbreken van kosten per tijdseenheid, samen met het feit dat een kabelmodem niets bezet houdt (de abonnee is niet "in gesprek" en kan nog steeds tv kijken) maakt het in principe mogelijk om 24 uur per dag een verbinding open te houden en dus de informatie vanaf de eigen PC beschikbaar te stellen

CAI Westland maakt momenteel gebruik van zgn. dynamische IP adressen, waardoor het vanaf de eigen PC beschikbaar stellen van informatie wordt bemoeilijkt. Dit, gecombineerd met het ontbreken van gebruikersvriendelijke server-software heeft tot gevolg dat voorlopig alleen enigszins technisch onderlegde mensen informatie via de kabel vanaf de eigen PC beschikbaar kunnen stellen.

Het onhoudbare vastlegprincipe

Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor wet- en regelgeving op het gebied van aansprakelijkheid van Internet providers. De heersende gedachte dat het transport van informatie een status van common-carrier met zich meebrengt en het vastleggen met het oog op consultatie door derden een status van uitgever impliceert, is in de traditionele informatiesector weliswaar een redelijk criterium, maar is op het Net een vrij triviaal onderscheid. Daarnaast gaat het uit van de technische stand van zaken op dit moment (Internet via telefoon), wat gezien de snelle ontwikkelingen onverstandig is.

Verder is het verschil tussen opslag en transport nu al aan het vervagen. Op het WWW ziet men dat providers proxies installeren. In plaats van dat de abonnee zelf WWW-pages gaat opvragen, doet hij een verzoek aan de proxy. De proxy haalt de gevraagde informatie op, geeft het door aan de abonnee, en houdt zelf een kopie achter (die overigens na verloop van tijd weer wordt vernietigd) in de zgn. cache. Als nu een tweede abonnee dezelfde informatie opvraagt, zal de proxy merken dat hij deze informatie nog in zijn cache heeft staan, zodat het niet nodig is om de informatie nog een keer op te halen, en het verzoek dus snel, zonder verspilling van netwerkcapaciteit kan worden afgehandeld. Gaat het hier om tijdelijke opslag ten behoeve van transport of is hier sprake van opslag met het oog op consultatie door derden?

Een ander voorbeeld van de vervagende grens tussen opslag en transport zijn de verschillende vormen van Usenet-toegang. In een vorig document ("Regelgeving op Usenet") is hier al enige aandacht aan besteed.

Het toewijzen van uitgeversverantwoordelijkheden aan Internet providers zou ook risicomijdend gedrag tot gevolg kunnen hebben. Bij klachten over de abonnees heeft een provider er geen belang bij om het tot een rechtszaak te laten komen. Providers zullen dan ook geneigd zijn om de partij die met een rechtszaak dreigt uit financiële overwegingen in het gelijk te stellen, ten koste van de vrijheid van meningsuiting van de abonnee.

Tot slot is het aardig om op te merken dat er momenteel binnen de providerswereld wordt nagedacht over de mogelijkheid om de abonnees een stuk hard-disk ruimte te laten kopen in plaats van huren. Dit zou de aansprakelijkheid van de providers verminderen.

Alternatieven

Een alternatieve positie voor Internet providers is onlangs geopperd in de uitspraak van het kort geding dat Scientology had aangespannen tegen de schrijfster Karin Spaink en een aantal Internet providers:
Wat betreft gedaagden sub 1 tot en met 22 [De Internet providers] moet worden aangenomen dat zij niet meer doen dan gelegenheid geven tot openbaarmaking en dat zij in beginsel geen invloed kunnen uitoefenen op of zelfs maar kennis dragen van datgene wat diegenen die via hen toegang tot Internet hebben gekregen daarop uitdragen.

In beginsel is er daarom geen aanleiding hen aansprakelijk te houden voor onrechtmatige --- bijvoorbeeld op auteursrechten van derden inbreuk makende --- handelingen van gebruikers.

Een aansprakelijkheid zou aangenomen kunnen worden in een situatie waarin onmiskenbaar duidelijk is dat een publicatie van een gebruiker onrechtmatig is en waarin redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zulks ook bij de access provider bekend is, bijvoorbeeld doordat deze op een en de ander is geattendeerd. In een dergelijke situatie zou wellicht van de access provider verlangd kunnen worden dat hij tegen de betrokken gebruiker optreedt.

In de zaak waar het thans om draait is door eisers echter niet aannemelijk gemaakt dat een van de gedaagden 1 tot en met 22 handelend had behoren op te treden.

Een voorbeeld van hoe een provider kan optreden wanneer een abonnee duidelijk ontoelaatbare dingen doet, is de zaak van "Virtual Pigeon". Virtual Pigeon was de schuilnaam van een XS4ALL-abonnee die zijn account gebruikte om kinderporno te verspreiden. In september heeft XS4ALL hiervan aangifte gedaan bij de Amsterdamse Politie. Deze wilde echter wachten met ingrijpen tot 1 februari 1996, de datum waarop het strengere "kinderporno-artikel" 240b van het Wetboek van Strafrecht in werking zou treden. Toen Virtual Pigeon eind december begon met het publiceren van een nieuwe reeks afbeeldingen, was dat voor XS4ALL aanleiding om in te grijpen, en de gebruiker de toegang tot het Net (tijdelijk) te ontzeggen. Dit neemt niet weg dat XS4ALL van mening is dat providers in het algemeen gebruikers alleen mogen afsluiten in opdracht van de autoriteiten.

Tot op zekere hoogte zou men de positie van een provider met die van een drukker kunnen vergelijken; zolang deze in het geval van een duidelijk illegale opdracht (veronderstellend dat dit bij hem bekend is) de politie tipt, en indien deze een onderzoek instelt de identiteit van de opdrachtgever aan de politie kan bekendmaken, gaat hij vrijuit.

Een probleem hierbij is dat deze positie hooguit betrekking kan hebben op de informatie die de abonnees van deze provider beschikbaar stellen, en niet op de informatie "van buitenaf". Hierop heeft de provider geen enkele greep, en is het veelal ook niet mogelijk om de identiteit te achterhalen van degenen die deze informatie beschikbaar stellen. Voor een provider is vanwege de structuur van het Internet onhaalbaar om selectief illegale informatie te filteren. Een voorbeeld hiervan is de censuur van Duitslands grootste Internet provider, T-Online. Deze kreeg van de duitse autoriteiten de opdracht om de homepage van Ernst Zündel, een Canadese neo-nazi, ontoegankelijk te maken voor T-Online abonnees. Het gevolg was echter alle homepages van de Internet provider waarvan Zündel gebruik maakte, ontoegankelijk werden voor abonnees van T-Online.

Overige betrokkenen

Behalve providers zijn er ook nog andere partijen betrokken op het Net. Allereerst is er de abonnee zelf, die uiteraard zelf aansprakelijk is voor de informatie die hij verspreidt of beschikbaar stelt. Deze aansprakelijkheid kan in sommige gevallen afhangen van de mate van openheid van de omgeving waarin dit gebeurt. Zo worden in artikel 137c, 137d en 137e (belediging groep mensen, aanzetten tot haat/discriminatie/geweld) bepaalde uitlatingen strafbaar gesteld indien ze in het openbaar worden gedaan (dus buiten een besloten kring).

Een voorbeeld van openheid versus geslotenheid vormen de zgn. mailinglists. Een mailinglist bestaat uit een speciaal e-mail adres, dat van ieder binnenkomend mailtje een kopie naar alle abonnees van de betreffende mailinglist stuurt. Op die manier is er een forum geschapen waar de abonnees kunnen discussieren. Sommige mailinglists hanteren criteria voor het aanmelden van nieuwe abonnees. Zo geldt voor het aanmelden op de db-nl-leden mailinglist het criterium dat men minstens fl. 25,-- per jaar aan DB.NL moet doneren, en het Digitaal Manifest moet onderschrijven. De meeste mailinglists hebben echter geen aanmeldingscriteria, waardoor het iedere Net-gebruiker vrij staat om abonnee te worden. Bij het beoordelen van de strafbaarheid van een bepaalde uitlating op een mailinglist zal dus moeten worden nagegaan in welke mate de mailinglist openbaar is.

Soms is op een discussie-forum een vorm van redactie aanwezig. Het klassieke voorbeeld hiervan is een gemodereerde newsgroup. Hierbij wordt ieder bericht eerst per e-mail naar de moderator opgestuurd, die vervolgens bekijkt of het bericht geschikt is om in de newsgroup te posten. Ook mailinglists kunnen een moderator hebben. Merk op dat moderator meestal een onbetaalde functie is, waardoor het veelal niet mogelijk is om ieder bericht uitgebreid te controleren op mogelijke juridische consequenties. De aansprakelijkheid van moderators dient beperkt te worden tot de gevallen waarbij deze redelijkerwijs kan vermoeden dat doorgifte van een bepaald bericht onrechtmatig is.

Slot

Vanwege de snelle technische ontwikkeling van de electronische snelweg is niet raadzaam wetgeving op te stellen op grond van technische criteria (waarvan het "vastlegprincipe" een voorbeeld is). Zodra de techniek verandert kunnen er immers onvoorziene, mogelijk ongewenste gevolgen optreden (bv. rechtsongelijkheid tussen telefoonproviders en kabelproviders).

Alternatieve rechtsposities, niet gebaseerd op technische criteria zijn: