Excellenties,
We leven in een informatiemaatschappij. Deze term wil duidelijk maken dat onze samenleving gekenmerkt wordt door een reusachtige vraag naar informatie, maar evenzeer door een enorm aanbod van informatie. Informatie wordt wel `de vierde produktiefactor' genoemd. Goed omgaan met informatie levert niet alleen belangrijke economische maar ook wetenschappelijke en culturele voordelen op. Bibliotheken vervullen een belangrijke rol bij het op ruime schaal toegang bieden tot gepubliceerde informatie. Vroeger gebeurde dit nagenoeg uitsluitend met gedrukte media. Sinds geruime tijd en in snel tempo wordt evenwel ook ingespeeld op de behoefte aan audiovisuele en digitale informatiemedia. De grote betekenis van de informatievoorziening in onze samenleving vraagt van de overheid een duidelijk informatiebeleid.
Als vertegenwoordigers van het Nederlandse bibliotheekveld, willen onderstaande organisaties - het NBLC (Vereniging van Openbare Bibliotheken), de NVB (Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen, Documentalisten en Literatuuronderzoekers) en UKB (het samenwerkingsverband van de Universiteitsbibliotheken, de Koninklijke Bibliotheek en de Bibliotheek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) - gezamenlijk hun zorgen kenbaar maken ten aanzien van het ontbreken van een integrale en duidelijke visie van de overheid voor het informatiebeleid. Wij verwachten dat in een informatiebeleid van de centrale overheid wordt aangegeven wat de rol van publieke instellingen is in de informatiemaatschappij. In concreto gaat het om zulke vragen als:
Naast dit algemene verzoek, zouden wij graag, zonder uitputtend te willen zijn, uw bijzondere aandacht nog willen vragen voor vier themas.
Bij wetenschappelijke bibliotheken doet zich hierbij nog de bijzondere situatie voor dat publikaties die voor een belangrijk deel met overheidsgeld worden gemaakt, slechts tegen steeds hogere vergoedingen aan producenten gebruikt kunnen worden. Wij moeten u erop wijzen dat voortgaande op deze weg - en het einde is blijkens informatie uit kringen van producenten nog niet in zicht - een `tweedeling' van de samenleving dreigt te ontstaan: zij die het zich kunnen veroorloven gemakkelijk toegang te krijgen tot informatie, en zij die daar veel meer moeite voor moeten doen en relatief hogere lasten moeten opbrengen. Vast staat dat rechthebbenden er naar streven de zogenaamde `voortgezette exploitatie', zoals lenen en raadplegen, (tijdelijk) te verbieden en in ieder geval flink duurder te maken.
Voor de nieuwe informatiemedia, zoals CD, CD-ROM, CD-i, video, databanken enz., dreigt een nog ongunstiger situatie te ontstaan. Met als argument het illegale gebruik (kopiëren) trachten producenten het gebruik zodanig in te perken dat het fundamentele recht van kennisneming dreigt te worden aangetast.
De minister van Justitie heeft in de Europese richtlijnen op dit punt onvoldoende het publieke belang onderkend.
Er dreigt nog een tweedeling. Enerzijds de `oude' media, zoals boek en tijdschrift, die vallen onder het klassieke regime van een `recht op gebruik' zoals geregeld in de Auteurswet en anderzijds de `nieuwe media' die vallen onder een volledig gecommercialiseerd exploitatietraject, totdat ze, bij wijze van spreken, tot moleculen uiteenvallen. Onderschat wordt ook hier dat nu reeds een verschuiving optreedt in die zin dat de traditionele inhoud van boek en tijdschrift steeds meer op nieuwe media zullen verschijnen. Het boek - ook het literaire boek - zal voor een deel worden verdrongen. Wij wijzen op de CD-i die ter gelegenheid van de Boekenweek door de CPNB in omloop is gebracht: een integratie van tekst (gedichten), geluid (muziek) en beeld (film). Als deze CD-i onder een absoluut verbodsrecht valt - en dat zal het gevolg zijn van het wetsvoorstel zoals dat nu bij de Tweede Kamer ligt - dan ontstaat er een afwijkende situatie ten opzichte van dezelfde gedichten, verkrijgbaar op papier.
Wij dringen er bij u bijzonder op aan dat er aan deze voor de publieke informatie zo schadelijke ontwikkeling een einde komt. Sterker nog, wij wensen dat u, als hoedster van de publieke zaak, de gebruiker van informatie in welke vorm dan ook, beschermt.
Zowel de openbare als de wetenschappelijke bibliotheken zijn voor het overgrote deel afhankelijk van publieke middelen. De ontwikkelingen van nieuwe elektronische diensten is zeer noodzakelijk om de publieke en wetenschappelijke informatievoorziening op een internationaal niveau te houden. De daarvoor benodigde investeringen zijn in het algemeen niet door bibliotheken afzonderlijk, of zelfs gezamenlijk op te brengen. De nieuwe diensten die op de markt commercieel worden aangeboden moeten veelal worden aangepast voor bibliotheekgebruik. Het is zeer gewenst dat de rijksoverheid financiële mogelijkheden biedt nieuwe elektronische diensten voor bibliotheekgebruik geschikt te maken en te implementeren.
Graag willen wij u dan ook verzoeken aandacht te schenken aan de voorstellen die ter zake zijn gedaan door het Coördinatiepunt Nederlandse Conservering (CNC).
Met de meeste hoogachting,
N.P. VAN DEN BERG
(UKB)
C.T.J. KLIJS
(NVB)
R. VAN DER VELDE
(NBLC)